Invasieve exoten
Op de Heymboschsite zijn twee invasieve exoten aanwezig: de Japanse Duizendknoop en de Reuzenberenklauw.
De Japanse duizendknoop (Fallopia japonica)
De Japanse duizendknoop komt uit Zuidwest-Azië en werd in de 19de eeuw in België geïntroduceerd als sierplant. De stengels van de Japanse duizendknoop zijn hol en verdorren wanneer het seizoen voorbij is. Het wortelsysteem van de duizendknoop bestaat uit wortelstokken die 10 meter lang kunnen worden en tot 3 meter diep kunnen groeien. De beste methode om de plant uit te roeien is het systematisch uittrekken van de plant, minstens twee maal per jaar (half juni en begin oktober).
De jonge scheuten zijn eetbaar.
De reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum)
De plant is afkomstig uit Zuidwest-Azië en is gemakkelijk te herkennen aan haar grote bladeren (tussen 50 cm en 1 m), haar dikke stengels die tot 4 m hoog worden en haar witte bloemschermen, die tussen 20.000 en 100.000 zaden per plant dragen. De plant scheidt stoffen af die giftig zijn voor de mens en zware brandwonden kunnen veroorzaken bij huidcontact, vooral bij blootstelling aan de zon. De reuzenberenklauw is ongevoelig voor bestrijdingsmiddelen en wordt door uitputting uitgeroeid. Dit gebeurt door de plant net boven de grond af te maaien voordat ze in zaad schiet.
De Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)
De Amerikaanse vogelkers vertoont van eind mei tot eind juni witte bloemen en brengt donkerrode eetbare bessen voort. De bladeren hebben een ovale vorm en de grijze stam barst naarmate de boom ouder wordt. Bladeren en takken verspreiden een onaangename geur, in tegenstelling tot de amandelgeur verspreid door de Europese variëteit. De Amerikaanse vogelkers overschaduwt de onderliggende plantengroei die zich niet meer kan ontwikkelen wat nadelig is voor de lokale biodiversiteit.